Waalkade

Op het zuidelijk landhoofd
van de spoorbrug hijsen schilders zich
in hun tuig en grijnzen zich de dag door.

De trein uit Arnhem nadert, hij kruipt
de stad in, rommelt door mijn botten.
Een schip vaart langs, dicht aan de wal.

Waar steen aan water raakt, stad aan rivier
klappen de golven tegen de kant, breken
de kade op, de tijd likt aan haar flank.

In de beschutting van de brug
spreekt iemand hardop het water toe.
Ben ik het zelf? Je mag ook schreeuwen.

Meeuwen pikken de woorden aan
en scheren over de winterbreedte.
Het water blijft terwijl het gaat.

(eerste stadsgedicht 2013- In 2019 maakte componist Theo Hoek van het gedicht Waalkade een lied.)