ARNHEM

Ik ben in die andere stad geweest, ben er uitgestapt en heb er rondgelopen.
Ik kende de verhalen, maar wist niet of ik ze mocht geloven.

En ja, ze geven de straten daar rare namen,
leggen ze aan alsof ze graag rondjes draaien.
Als het regent vind je bijna geen afdaken,
in de zomer te weinig zon.

Die stad heeft de schijn tegen, totdat je zijn mensen ziet.

Net als bij ons hebben de meisjes mooie benen, die je blijft volgen
tot ze om de hoek zijn verdwenen – meisjes die weten
hoe ze moeten staan op feestjes, hoe te bewegen.
Net als bij ons zijn de jongens langzaam,
liggen ze ‘s nachts wakker of dromen ze van hard gaan.

Het is alsof je voor een spiegel staat, alsof alles andersom,
maar in wezen hetzelfde gaat.

Ik was gewaarschuwd dat ik zou verdwalen,
maar ik volgde gewoon de kabels terug naar het station.

En ik dacht dit: we zouden vrienden moeten worden.
Maar als dat niet lukt zouden we broers en zussen kunnen zijn,
want die schreeuwen terwijl ze ergens wel beter weten.