Samenwonen

Witte kamers en een gang vol bleke dozen.
Onze spullen kijken als bange hondjes omhoog
wanneer we de kartonnen flappen open klappen.

Zes vazen, drie theepotten, een emmer vuil bestek,
een kokosnoot, een pennendoos en een afdruiprek.
Een eierkoker, veerentwintig mokken,
en drie verwaalde sokken.

We stallen alles uit,
een rommelmarkt na sluitingstijd
met ons als enige bezoekers.

Genoeg om twee museums mee te vullen,
maar we hebben enkel dit huis
en kamers vol verlegen spullen.

Alles staat eenkennig naast iets anders
als kleuters op hun eerste dag naar school.

Dus we schuiven en we zweten,
we verplaatsen en we meten.

Mijn stalamp vloekt met het behang,
en verdwijnt dus naar de gang.
Die Romeinse vaas past precies naast het toilet
en mijn paardenharenpoef wordt in de kelderkast gezet.

Haar kussens kleuren wat onwennig bij de bank,
maar passen prima op ons bed.

We boren gaten voor een boekenplank
boven dat portret met haar ouders
en ons eerste vakantiekiekje
met die slang om onze schouders.

Maar plots vind ik mijn wereldkaart
keurig opgefrommeld
onderin de prullenbak.

Ik zwijg en wacht tot ze niet kijkt.

Haar vieze grijze knuffelaap
past prima in een vuilniszak.

Zij smijt woedend met mijn kaarsenkandelaar
en ik laat lachend haar porseleinen paardenbeeldje vallen.
Zij grijpt meteen een schaar
en dreigt dat mooie, dure erfstuk
van Van Empel te verknallen.

Uren later is het stil.
We ploffen neer,
we zijn klaar.

Alles hoort nu naast iets anders.

Zij belooft mij
en ik beloof haar.

Dat wat er ook gebeurt,
wij blijven niet voor de kinderen,
maar voor de spullen bij elkaar.

(Geschreven naar aanleiding van de tentoonstelling de Valkhof Experience in Museum het Valkhof)