zij stond altijd een beetje naast zichzelf
te turen naar een verte die niet over wou, luisterend
naar de klanken die de ritselwind haar stuurde
op haar vaste plekje in de stad verscheen ze
goedgemutst en gevlochten alle dagen
met haar tamboerijn en gaf
klinkend antwoord op onze nooit gestelde vragen
het beste van zichzelf
zij was er wel, maar altijd onderweg
(Zevende stadsgedicht, geschreven ter herinnering aan Oda le Noble, in Nijmegen beter bekend als het Tamboerijnvrouwtje.
Gepubliceerd in De Gelderlander op 23 maart 2015)