Ik ben deze dagen uiteindelijk maar
tegen mijn eigen maaltijden gaan praten.
Vrijwel nooit hoor ik wat terug.
Zwijgend begin ik het dan maar op te eten.
Ook de stilte kan voedzaam zijn.
En in de zeldzame gevallen
dat ik toch wat gemurmel uit zo’n worst
of een doperwtengroep hoor komen
is het meestal niet meer dan wat woorden
over cijfers en waarheden, vage vooruitzichten,
mogelijke maatregels, de angst om een ander
en de angst voor een ander.
Ook hen werk ik dan alsnog
standrechtelijk naar binnen.
Maar laatst begon een bloemkool
opeens over een onbekende legende.
Met zijn woorden droeg hij me voorzichtig mee
naar een lang vergeten kolenland.
Hij heeft zichzelf gered.
Avond aan avond vertelt hij verder
vanaf het schaaltje waarmee ik hem
ooit op de tafel heb gezet.
Wanneer de dagen op elkaar zijn gaan lijken,
er geen vuur meer is, geen vonk: geef niet op.
Soms schuilt er een groot verhaal
in zoiets als een bloemkoolstronk.
(Gedicht voor op de placemats met coronatips van ouderen, die werden uitgedeeld aan horecaondernemers gedurende de tweede lockdown)