Speelveld

Ik kende twee mannetjes. Ze dronken alle middagen
samen thee op hun balkon. Daar zaten ze te praten
over wat ze allemaal zagen: schoorstenen, daken,
een winkelende vrouw,

maar vooral over het speelveld, onderaan hun gebouw.

Ze zeiden: ‘Dat speelveld, dat is me te druk,
er wordt gezongen en geschreeuwd,
er wordt luidruchtig gespeeld,
veel te hard touwtje gesprongen.’

Ze zeiden: ‘Het is veel te veel te veel,
dat geluid van stuiterende ballen,
kinderen die uit een klimrek vallen, voetbalpret:
altijd is dat veld door die kinderen bezet.’

Maar dat is wat ze zeiden.

Je moest eens weten wat ze deden.
Elke nacht schuifelden ze op blote voeten
langzaam naar beneden, klommen over de poort,
waarna ze juichend van de glijbaan gleden.

(Naar aanleiding van de discussie over het speelplein van De Buut)