ik lig op mijn rug
onder de brug. hoog
boven me gaan buslijnen,
schaduwen over me.
vrachtwagens die verderop
in de spijlen verdwijnen.
ze ligt opeens naast me,
zegt: de auto’s, de aanhangers
het is een dans.
radang-radangdangdang
radang-radangdang
radang-radangdang
we bewegen onze heupen
in het zand, zij begint ineens
een lied over dat alles ruilt.
binnenkort gaan wij weer een
of andere vage afspraak achterna, terwijl
wat nu hoog over ons heen raast,
hier ligt, dan, dansend op het ritme,
in de koelte van onze haast.
(Voor pagina over de Waalbrug in boek van de Radboud Universiteit)