Ze heeft het kind te slapen gelegd,
staat bij het raam en kijkt het beeld uit.
Buiten beweegt de stad in bont palet,
binnen heerst stilleven in grijstinten.
Op tafel de krant opengeslagen, oud nieuws
onder schillen en piepers in een vergiet.
Nog brandt het vuur slechts in de kachel,
breekt enkel winterlicht door het raam
in scherven op de vloer. Hoort ze,
daarboven? Een kreet van de kleine
in zijn droomrijke sluimer, de ronkende vogels,
de klok op de schouw die steeds harder tikt.
Bijna half twee en elke god zal haar verlaten.
Ze tuimelt in een val waar geen taal meer gedijt,
waar het stil en stuurloos is.
Laat het kind hebben geslapen.
(Derde stadsgedicht, voorgedragen op 22 februari 2015 bij De Schommel,
het herdenkingsmonument in de Marikenstraat. Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van het bombardement op Nijmegen, 22 februari 1944, 13.28 uur)