je spreekt nog met de tongval van je moeder
de gebaren van je vader, maar in de spiegel kijkt een vreemd
vertrouwd gezicht je aan
je boeken vol verse kennis staan op de pof met rechte rug
in een kamer die jouw geur nog niet draagt
je kent al drie recepten, waaronder eentje voor kater
morgen, denk je, morgen gaat het echt beginnen
voorlopig is een bachelor gewoon een vrijgezel
in het onbegrepen uur van schuim en as
en alle dingen die de nacht laat zingen
is de stad groot genoeg voor al jouw toekomstdromen
klein genoeg om de weg naar huis te vinden op de tast
(Vijftiende stadsgedicht, bij de introductie van de eerstejaarsstudenten van de Radboud Universiteit die met hun rode hoodies elk jaar in augustus de straten van Nijmegen bevolken. Gepubliceerd op VOX-web.)