Opnieuw heerste in de uiterwaard het rusteloze
van stervelingen
maar ze droegen andere helmen, blauwe en gele
hoog op het hoofd als uitgelaten petten.
We trachtten de verre bewegingen te doorgronden
verzochten de rivier dringend zich te gedragen en
keer op keer dachten we terug aan de geniesoldaat
hoe hij een canvas boot over het blote water joeg
die woensdag om vijftien uur in ‘44.
Achteraf kunnen we hem en zijn kameraden
minuten stilte geven, maar nooit meer
de beloofde nacht, het tamelijk veilig duister.
De boog is gehesen, de koelte van beton bewaakt.
We zagen ginds het roerloze van pijlers groeien
beschouwden lang genoeg de overkant als overkant.
Er ligt een brug die het voorbijgaan draagt.
Gedicht ter ere van de opening van de nieuwe stadsbrug De Oversteek, eind november 2014