Net als de duif en de kauw die het niets
kan schelen hoe glanzend een auto is
of hoe ordelijk het verkeer
zoek je de straat af, met trage voeten
de zekere straat. Alleen al alleen zijn
in de lange straten van onze stad; je lijf
houdt het uit, deze wereld, dit even.
Wind die de regen slaat, jou voortduwt;
je bent van het weer, grond is je lichaam
daaruit sta je op. Maar zet toch de zon aan.
Stilletjes loop je bij het keurige vandaan
zonder nadruk of binding ga je toe
naar de aarde; as en bot in de boog
van een pad aan de rand van een hof
gedekt door het geluid van de straat.
(Op begraafplaats Jonkerbos staat tussen de armengraven een monumentje om te herinneren. 31 oktober 2014)