In de tijd van de meegaande zon pruttelt een tractor aan de rand
van de stad langs keurige eiken, de brandharen van rupsen tegemoet.
Voor jullie, gevierde medaillelopers en uitlaters van hijgende honden
snokt achterop de nevelspuiter, met in het water een vleugje dood.
In de grote mond van zijn slurf schrikken de druppels op.
Ze storten zich naar buiten hoog de processielaan in.
Een zucht van verbazing strijkt door de toppen van de bomen. Aizawai!
Nu komen de druppels tot rust, klevend aan het blad als ballonnetjes.
De rupsen schrokken zich dood. En zo, geziene wielrenners, traagfietsers
en e-bikers waaiert de gerustheid uit over jullie idealen en lentesjaaltjes.
(Voor de mensen die de eikenprocessierups bestrijden)