De komende zomer doen we dat anders.
De dresscode is: kleren die kapot kunnen, stevige schoenen, vieze handen en een riem waaraan een hamer hangt. We halen hout (massaal en in alle maten), klimmen in ladders en leggen verlengkabels van de radio’s naar de aggregaten. Gesprekken staken we tot ‘s avonds – met je mond vol spijkers is het lastig praten.
Die drie maanden vallen we samen met de splinters in onze vingers, de schaafwonden op onze schenen, de blaren op onze handen en een handvol gebroken benen – met alles op onze namen na.
Dit ding gaat groot worden.
Wat het ook wordt – als het af is klimmen we erin, trekken kratten bier omhoog met touwen, kijken omlaag en zullen zien dat het goed is.
Als wij het niet doen, doet niemand het.