Daar zitten we. De bogen van de brug staan als bolle
golven boven het water. Die brug is een belofte. We
moeten gaan.
Dave vindt dat ik op het verhaal vooruitloop.
In mijn hoofd ben ik er al.
Ik zeg: ‘Luister, meisjes krijgen mooie benen, jongens
grote voeten. Sommige dingen moet je laten gaan,
andere moet je achterna.’
Wij zitten daar en zijn afwezig; liggen liever dan
we lopen. We vergeten dat we uit net genoeg water
bestaan om een vloedgolf te vormen, vergeten dat
we verder kunnen komen.
Dave zegt: ‘Een brug is een brug.’
Het wordt tijd dat hij wakker wordt,
we moeten nodig dat water over.