Eerste Kerstdag, 16.00u

Terwijl ze op de fictieve geboortedag van het kind gewoon in de kou door de Annastraat fietst moet ze nog op weg gaan. In het melkwitte licht dat langs de stadsgevels scheert moet ze nog van haar blauwe vingers het opgewekte aanvaarden een manier kiezen voor haar trage ogen om wat zich aanbiedt te duiden […]

Licht

Dat in de laatste maand trage ogen manieren vinden de warmte te ontdekken onder de winterjassen van passanten. Nu het donker zich over de dag legt uren zich verveeld uitrekken de maan ten volle zich opmaakt om in ons af te nemen blijft iemand even bij je staan raakt licht je handen aan. Stadsdichter Marijke […]

Stadswaard

Het regende niet en het was ook niet te warm. De wind streek door mijn haar en ritselde in de wilg. Het lawaai van het verkeer op de brug en mijn ergernis daarover, dreven van me weg. Een vogel vloog voor me langs en dat ik zijn naam vergeten was, leek onbelangrijk. Ik stond in […]

Station Nijmegen Lent

Terwijl ze wacht op haar trein kijkt een vrouw op een bank over het nieuwe van de stad hoe shovels in een onbegrijpelijk heen en weer de aarde bewogen tot verandering en laadbakken kantelend zand schijnbaar moeiteloos het nog niet zo oude vervingen. Op het beste balkon van de wijk, met een lift en een […]

Stof om het lijf

Door het optrekkend verkeer weeft zich het kleine geluid van een deur die opengaat: je stapt uit de stad een ruimte in waar vezels rusten in broeken en jurken laat je ogen over de rekken scheren. Het schone en hele hangt klaar. Je spiegelt je aan een jasje, staat het schuchter of fris, sluit het […]

Wie plukt het laatste fruit?

Wie weet nog waar de paden waren? Dat onhandig vrijen het best in een Bongerd gaat waar je de witjes zonder handen van de bomen kon bijten? Hier hangt de hemel hoger en is de bodem het beste voor bloemen. Maar in nieuwe straten zijn de mensen groter dan de bomen. En blijft mist wat […]

Jij was zoiets als kwijt

Niemand graaft om zand te vinden. We zochten jou omdat we je vergaten. Alsof we op achtergelaten jassen klopten op zoek naar wat nog niemand was verloren. En jij, stil en donker in de grond jij was zoiets als kwijt. Al wist je misschien dat wij er waren door wat je boven je hoorde zoals […]

Hoe we buren werden

Waar wij nu staan heette hier en de verte noemde men ginder. Tot het plots door lijnen werd verdeeld in ons en andermans gras. Een streep veel dunner nog dan niks bepaalde dat wij voortaan hetzelfde en iedereen daarachter, echt heel anders was. (Stadsgedicht geschreven naar aanleiding van de viering van de Vrede van Nijmegen.)

Samenwonen

Witte kamers en een gang vol bleke dozen. Onze spullen kijken als bange hondjes omhoog wanneer we de kartonnen flappen open klappen. Zes vazen, drie theepotten, een emmer vuil bestek, een kokosnoot, een pennendoos en een afdruiprek. Een eierkoker, veerentwintig mokken, en drie verwaalde sokken. We stallen alles uit, een rommelmarkt na sluitingstijd met ons […]

Dit gedicht

Ik laat mezelf niet navertellen. Ook met je oor tegen dit raam blijf ik stil. Gedichten spreken niet uit zichzelf. Roddels doen dat en geruchten. Ik hou me koest tussen mijn woorden met geduld van beton en de kleur van wind. Haal pas adem wanneer iemand mijn letters met lippen aan elkaar knoopt. (Ter ere […]