Als ik het niet mag hebben,
mag alles kapot.
Als ik niet kan bouwen,
mag alles naar de grond.
Als ik geen warmte voel van dit dorp,
verbrand ik het en warm me aan de vlammen op.
Ik verschroei de aarde,
nog liever dan dat ik jou
toe zal staan te bestaan
in mijn stad aan de Waal.
Reken daar op.
Als de straten het klikken van mijn hakken niet weergalmen,
zorg ik ervoor dat die straten überhaupt niet bestaan.
Dat zal ze weerhouden.
Als mijn bomen niet mijn vruchten baren,
vergiftig ik de aarde.
Alle koeien, paarden, schapen en veehouders
zullen het abattoir niet halen.
Met bommen en granaten,
of gewoon de trekker overhalen en niet meer loslaten.
“This town ain’t big enough for the two of us”
en andere indianenverhalen.
Cowboys kwamen,
Californiërs en Texanen,
volgeladen, zwaarbewapend.
We reduceren ze tot rooksignalen.
Jullie neusharen zullen verschroeien en jullie ogen tranen.
Jullie Brygada zullen smelten alsof ze hedendaags de polen waren.
Met jullie rare namen,
Stanisław, Tommies of Van Kemenade,
in hemelsnaam!
Waar komen jullie uit de hemel vandaan?
Wat ik ken is Sodom en Gomorrah,
en dit is mijn verschroeide aarde
waar ik met beide benen gekleed in leder stevig op zal staan.
Rücksichtslos en zonder genade,
ongeëvenaard gewelddadig.
Als ik het niet mag hebben,
en je komt tussen ons,
dan niets neunundneunzig Luftballons.
War is hell en im Krieg ist der Teufel los.
Ik hoop dat je veters los schieten,
terwijl je naar beneden dropt.
Dat de kolf van je karabijn
omhoog klapt tegen je mond.
Ik hoop dat je je target mist,
en landt in de mist in de modder van de morgenstond,
en hopeloos de Hunerberg beklimt
tot de morgen komt.
Ik hoop dat ik herinnerd zal worden
als meedogenloos maar gecalculeerd en strategisch bot.
Want als ik het niet mag hebben,
mag dan alles kapot?
Was het strategisch van ons?
Om de staten en stegen te reduceren tot paden,
en alle levens daarop nietig te verklaren
van mensen die zo mijn moeder, vader, broeder of hater, lover, leraar, boer of advocaat hadden kunnen zijn.
Hun namen zullen gelijkstaan aan heldendaden tot het einde der dagen.
Maar wat gunnen ze mij?
En wat zullen ze zeggen over ons?
Was het een noodzakelijk lot,
of een noodzakelijk kwaad?
Wir haben das nicht gewusst,
of we zijn al daar, teruggaan is te laat.
Ik wil niet leven in een wereld waarin de propaganda niet waar is.
Maar wat hebben we gecreëerd,
als dit het resultaat is?
Holle huizen ademen generaties die gegaan en gekomen zijn.
Mijn tijd was in dat spectrum zo voorbij.
Nu is alles dood en wij
hebben enkel de herinneringen van het plukken
Edelweiss voorbij de bomenlijn.
De bomenrijen op de Waaldijk doen me denken
aan thuis, maar dat zijn we allemaal kwijt.
Ontworteld, ontheemd,
en we staan maar in de rij
voor wat te eten, wat te roken.
De cowboy en indiaan,
allebei.
Nu ik het niet meer heb,
en alles kapot is,
sta ik hier tussen zoons, dochters,
weduwen en wezen.
In wezen delen we dezelfde verslagenheid,
al zullen zij die overwinnen.
Je kan het haast niet geloven,
maar de hoop op morgen
is bij hen nooit verdwenen.
Aan die overweldigende overlord moet ik me wel overgeven.
Nu ik het niet meer heb,
en alles is uitgebrand,
ben ik geen voetsoldaat, generaal of luitenant.
Ik zit in krijgsgevangenschap,
ik ben lijk in de greppel, hoer van de verkeerde kant.
Ik ben geworden wat ik verafschuwde.
De zaadjes zijn geplant
voor de boer die de zwarte bladzijden omploegt als akkerland
en de as gebruikt van mijn verschroeide aarde
om een wereld die we ons niet konden voorstellen te maken.
Als ik het had gehad,
was alles kapot,
van de rivieren tot de zee,
de heuvel tot de afgrond.
Verschroeide aarde
maakt plaats voor een nieuwe wereld voor jou en mij.
We kunnen het haast niet geloven.
We zijn vrij!