De laatste keer dat ik bij een graf stond en een kist de grond in zag zakken op dezelfde plek als waar ik al twee keer eerder een kist had zien zakken (het werd een stapel, hoeveel waren er al voor mijn komst geland) en ik een gedicht voorlas, zo nu en dan opblikte naar de vier (!) uitvaartmedewerkers die links en rechts van mij stonden met hun handen voor de buik ineen gevouwen merkte ik de frons op bij een van hen.
Later, nog op diezelfde plek maar de stilte alweer vergeten, de punt van mijn schoen tekende rondjes in de zwarte aarde merkte die ene op dat het misschien geen eenzaamheid is maar vrije wil.
Die mogelijkheid was door mij nog nooit overwogen; dat je alleen zou kunnen en willen sterven, niks of niemand achter je zou laten nooit via een maandelijks incasso geld zou overmaken naar een uitvaartverzekering, geen gedachten zou verspillen aan koffietafels en lievelingsmuziek of het netjes afhechten van alle familiewonden, maar inderdaad; het kon.
Dus nu ik mij opnieuw opmaak om naar datzelfde gat terug te keren neem ik die mogelijkheid mee in mijn tas, naast dit velletje, een appel voor daarna en een flesje water, dat jij Meneer van den Eijnden, 48 jaar hier -terwijl ik stond te glunderen bij een goede Vlaamse band op Oranjepop met mijn lief aan mijn linker- en vriendin aan mijn rechterzijde-twee kilometer verderop in een voor jou vreemde stad het leven achterliet in het ziekenhuisbed zonder moeder of zus die vanuit een andere provincie later zouden laten weten niet aanwezig te zijn dat bij dat zakken in dat gat en dat dat precies zo was wat je bedoelde en van eenzaamheid absoluut geen sprake is geweest.
Op díe mogelijkheid zet ik mijn geld.
(geschreven voor de eenzame uitvaart van Josephus Petrus Godefridus van den Eijnden geboren in Mierlo op 19 mei 1973, overleden in Nijmegen op 27 april 2022, begraven op Rustoord Nijmegen)