Een moeder en haar kind staan op de stoep. Ze heeft het gered. Je haalt haar binnen. Niemand zou alleen moeten staan, denk je nog. Er is altijd plaats voor eentje meer (je schuift haar een bord warme boerenkool voor en maakt een bedje op).
Een moeder en haar kind komen op adem in het huis waar je woont. (Niet jóuw huis gekkie! Maar je woont er al lang, dat wel, langer dan zij.) Ze hangen hun kleren in de kast, leggen een tandenborstel op het schapje boven de wasbak en vragen of ze kunnen helpen.
Een moeder en haar kind nemen een plaatsje in. In het huis, in de wijk, in de klas. Ze vragen je niet dagelijks voor hen te koken. Of je niet de schone was op het bed wil leggen. Ze willen geen gast meer zijn in dit huis (het is niet jouw huis weet je nog). Ze willen meedoen.
Een moeder en haar kind leven in het huis samen met jou en met een ander, een ouder, een jongeling, een witte, een zwarte, een kleine, een grote, ook voor de dieren is er plaats. We zijn met zo velen. Ik ken ze ook niet allemaal bij naam.
Ik leef in een huis met een moeder en haar kind en de rest. Ik ben hier ontsproten. Floep. Daar was ik. Ik leef in een huis met hen. Met hen en met jou. Het is niet mijn huis. Het is niet jouw huis. Het huis is er gewoon. Het was er altijd al. Wij zijn hier.
Hier is wat je doet: je prikt een lijstje met huisregels op de deur van de wc. Wie er wanneer kookt, wie er wat inbrengt, wie wanneer de wc schoonmaakt, wie hier wonen mag en wie niet. Iemand moet het doen. Iemand moet het voor het zeggen hebben. Het huis moet íemands huis zijn, toch?
Hier is wat we doen: we bekijken de regels, breken onze kop erover schrappen wat, voegen toe, besluiten te stemmen. De meeste stemmen gelden (wel zo eerlijk dat was altijd al zo). Het is immers ons huis.
Hier is wat we doen: we vólgen de regels. We sturen ze weg. De moeder en het kind. Het geeft niet waarheen. Uít ons huis. We sturen een moeder en een kind weg uit ons huis. We weten dat niemand ze opvangt en toch openen we de deur en zeggen: daar gaan jullie, alsmaar rechtdoor dan kom je er wel.
(geschreven na de dreigende uitzetting naar een hen onbekend land- van Tina en Jacob, april 2021)